Court & Kort #1: Liesbet van Loon over Monachopsis | Acteur.be

←Alle artikels

nieuws
Court & Kort #1: Liesbet van Loon over Monachopsis

“Monachopsis – n. the subtle but persistent feeling of being out of place.” Met deze definitie verklaart Liesbet van Loon de titel van haar prachtige animatiefilm. Via een bijzondere techniek die fotografie combineert met schilderkunst, geeft Van Loon het gevoel weer van geen connecties te kunnen maken met anderen. In dit interview ontsluiert de jonge animator het bijzondere ontstaansproces en de in het oog springende vormgeving van haar kolkende kortfilm.

“Alles wat ik vertel is onduidelijk”, lacht Van Loon wanneer ze praat over de moeilijkheid om aan haar geluidsontwerpers duidelijk te maken wat voor soundscape ze in gedachten had voor haar vijfde kortfilm. Toch wist haar klankteam het perfecte geluid te creëren, vertrekkende van Van Loons grafische taal die boekdelen spreekt. Hoewel ze als animator – zo zegt ze zelf – verbaal niet de sterkste is, blinkt ze ontzettend uit in visuele communicatie. Met papier, waterverf en inkt brengt Van Loon foto’s, personages, gedachten en emoties op een wervelende manier tot leven. Monachopsis, over boekverkoopster Debby die zich niet thuis voelt in haar omgeving, werd eerder dit jaar terecht bekroond met de Cinérgie Award op Anima, met in het juryrapport lovende commentaren over de originaliteit van de film. Door de verfvlekken die Van Loon maakt op de gezichten van figuranten, ervaart de kijker de filmwereld van Monachopsis net als hoofdfiguur Debby. We zijn niet in staat ons te verbinden met anderen door oogcontact te maken.

 

Fictie en realiteit zijn met elkaar verweven in je film. Vormelijk grijp je met penselen in op fotografische beelden van de realiteit. Wat zit er achter deze techniek?

Die techniek heb ik per ongeluk ontwikkeld op school, zoveel jaren terug. Het begon met stilstaande prints die ik transparant liet afdrukken en waarop ik schilderde. Voor mijn bachelorproef heb ik geprobeerd daarmee een animatiefilm te maken. Die techniek wou ik opnieuw gebruiken voor Monachopsis. Ik nam live-actionbeelden als achtergrond en schilderde er dan personages in om het niet te fantastisch te maken. Er is steeds een gronding in de realiteit. Zodat je niet helemaal gaat wegzweven. Een soort spiegeling, een herkenbaarheid.

 

Is het verhaal van Monachopsis ook gegrond in de realiteit, in je eigen leven misschien?

Ja, het verhaal is ontstaan toen ik met vrienden aan het praten was, we waren toen begin twintig. Dan zit je in een periode dat je jezelf aan het zoeken bent en niet zo goed weet of je jezelf wel thuis voelt. Omdat ik met vrienden die raakvlakken had, ben ik daarrond een verhaal gaan ontwikkelen. Dus op dat vlak ligt het verhaal wel vrij dicht bij huis.

 

Je film gaat over eenzaamheid. Heb je het maken van de film ervaren als een eenzaam proces?

Het was inderdaad een vrij individueel proces. Ik heb veel stappen alleen gedaan, tot er ergens halverwege twee animators kwamen helpen. Natuurlijk waren er ook nog de producent en projectbegeleiding, die allemaal hard nodig waren. Maar het storyboard uitwerken en de eerste ontwikkelingsfase verliepen individueel en op dat vlak misschien wel een beetje eenzaam. Het is ook een lastige techniek om uit te leggen, dus het was nodig dat ik gewoon mijn ding kon doen en dat ik niet alle stapjes aan tien man moest uitleggen.

 

Wanneer heb je het woord ‘monachopsis’ leren kennen?

Dat was ergens in het begin. Ik wist toen nog niet wat het was, maar ik was wel bezig met het concept van je plaats niet vinden, je ergens niet thuis voelen, vervreemding. Dan kwam ik op het internet zo’n typisch clickbaitartikel tegen over woorden in een andere taal met een speciale betekenis. En daar zag ik ‘monachopsis’ tussen staan. Ik gebruikte het heel lang als een werktitel en dacht die later nog wel aan te passen. Uiteindelijk is Monachopsis dan toch blijven plakken omdat ik voelde dat het goed werkte.

 

‘Monachopsis’ is het enige woord dat voorkomt in de film. Met een absoluut minimum aan woorden weet je veel betekenis over te brengen. Kun je jezelf puur beeldend beter uitdrukken dan met woorden?

Ja, misschien is het typisch aan animatiefilmmakers dat wij wat huiverig staan tegenover dialoog en te veel woorden, maar zelf ben ik ook gewoon slecht in scripts schrijven. Iets in een structuur en woorden zetten, is niet voor mij weggelegd. Ik ben een heel visueel persoon. Ik zet tekeningen en schetsen op papier en dan geef ik daar een uitleg aan. Vandaar dat ik ook de neiging heb om onderwerpen te kiezen waar niet te veel woorden aan te pas hoeven komen, anders zou ik mezelf blokkeren in mijn creatief proces.

 

Monachopsis heeft een verhaallijn, terwijl je vorige films dat niet hebben. Is het je bevallen om daarmee te werken?

Bevallen niet! (lacht) Ik ben vaak tegen een muur gelopen. Het was moeilijk. Ik ben heel hard geholpen bij Fabrique Fantastique (productiehuis, red.). Eigenlijk wil ik dat in de toekomst meer gaan doen: misschien wél met dialoog werken, wél nog meer een structuur proberen te vinden. Ik wil die uitdaging niet uit de weg gaan.

 

Lag alles op voorhand al vast of bepaalde je nog veel tijdens het creatieve proces?

Er lag veel op voorhand vast: enscenering, compositie, timing. Maar ik had wel veel ruimte. Ik werk met een oncontroleerbare techniek, met inkt en waterverf, waardoor er vaak ‘gelukkige accidentjes’ gebeuren. Soms ontstonden er bijvoorbeeld kleuren die oorspronkelijk niet de bedoeling waren. Zodra de framing en de timing vastlagen en de animaties afgedrukt waren, begon ik te schilderen op de transparante frames. Dat is het punt waarop ik mijn ding kan doen. Alles daarvoor is strak, maar in de laatste fase kun je een beetje voelen hoe het vloeit en kan je nog aanpassen. Soms liep de inkt zo hard uit dat ik de frames opnieuw moest afdrukken. Da’s wel plezant. (lacht)

 

De beelden van je film deden me sterk denken aan het werk van Stan Brakhage.

Die vergelijking heb ik nog al eens gehoord. En inderdaad, ik ben dat gaan opzoeken en ik snap de link wel. Het was geen bewuste invloed, maar misschien wel een onbewuste, want ik had die beelden ooit al wel gezien.

 

Brakhage was erg gefocust op materialiteit en tactiliteit van film. Dat zit er bij jou ook hard in. Denk je daar bewust over na? Wil je van film iets tastbaars maken?

Ja. Bij al het digitale tekenen mis ik het voelen van texturen. Ik wil het idee hebben dat films niet enkel pixels zijn. Ik wil kunnen zien dat er een mens aan gewerkt heeft met echte materialen. Daarom heb ik mijn techniek ook op animatiefilm toegepast in plaats van enkel op stilstaand beeld. Die tactiliteit past ook heel goed bij het verhaal. De tast is voor mij heel belangrijk. Ik werk nog altijd liever op papier met verf en potlood dan op de tablet.

 

De manier waarop de vlekken op je beelden bewegen deden mij denken aan oude kopieën van films uit de beginjaren van de cinema en hoe de tand des tijds daar vlekken en krasjes op nalaat.

Ik vind oude pellicule ontzettend mooi. Ik vind het zo spijtig dat échte film een beetje aan het weggaan is. Echte film voel je. Hoekjes die eraf zijn, frames die verspringen… Dat geeft meer leven. Het inspireert mij meer dan een heel mooie, strakke film.

 

Het hoofdpersonage van Monachopsis werkt in een boekenwinkel. Wat zegt haar beroep over haar?

Vooral het idee dat zij prenten wel scherp ziet en daarop mensen wel kan herkennen was belangrijk, dus dan leek het mij goed haar in een boekhandel te laten werken. Dat ze prenten uit boeken scheurt op haar werk terwijl dat eigenlijk niet mag, toont ook een beetje haar wanhoop.

 

In de film zelf hebben de personages geen namen, maar in synopsissen die ik online lees wel. Is daar een reden voor?

De namen ben ik beginnen te gebruiken in het script, zodat ik niet met ‘persoon 1’ en ‘persoon 2’ moest werken. Anders creëer je meer afstand en heb je abstracte vrouwen zonder identiteit. En dat persoonlijke en die intimiteit wil ik wel. Eerst waren ze tijdelijke namen, maar die heb ik inderdaad doorgetrokken naar de synopsissen. Ik was er dan al een jaar mee bezig, dus voor mij heetten de personages ook echt Debby en Sophie. De namen hebben geen specifieke betekenis, ze waren gewoon de eerste die bij mij opkwamen.

 

Debby wordt gekarakteriseerd door haar felblauwe ogen, die van het scherm spatten. De ogen van de personages zijn erg belangrijk in de film.

Ogen spreken mij heel hard aan. Er wordt vaak gezegd dat ogen het raam van de ziel zijn. Bovendien heb ik ergens gelezen dat je met mensen die blauwe ogen hebben makkelijker een connectie voelt omdat je hun pupillen kan zien. Of dat klopt, weet ik niet (lacht), maar ik vond het wel boeiend. Ogen en oogcontact zijn heel belangrijk voor intimiteit en om je verbonden te voelen met mensen. Mensen die nogal schuchter zijn, vermijden oogcontact met wie ze niet kennen. Hier komt het belang van fysiek contact weer terug, net als met het tactiele. Het draait om connecties maken.

 

Je gebruikt Debby’s ogen inderdaad als het raam van de ziel, want op een gegeven moment lijken we door een close-up van een van haar ogen terecht te komen in een nachtmerrie van haar. Kan je iets meer vertellen over die scène?

Een aantal beelden die ik in dat stuk gebruik, kende ik al op voorhand: de beelden van de ogen, van de handen die verwelken… Voor de rest heb ik beelden van eerder in de film bewerkt, op andere kleuren gezet, er anders over geschilderd. Vooral het ritme is belangrijk in die scène. Ik wou een snelle scène in de film, iets overweldigends, een soort van climax. Voor die scène had ik iets heftigs nodig. Daarna komt er weer rust, een moment van introspectie en kan ze toch nog een connectie maken, ook al kan ze niet zien. Terwijl het voordien wel altijd ging over het niet scherp kunnen zien.

 

Hoe geef je je personages vorm?

Ik doe wat goed voelt. De ene keer komt daar een personage uit, de andere keer lukt dat niet. Ik ben daar vrij los in. Ik vertrek van een gemoedstoestand die het personage moet uitstralen – een beetje serieus, een beetje sereen, een beetje onzeker… – en dan begin ik te denken hoe ik dat kan tekenen. Met welk haar ze moeten hebben of welke kleren ben ik niet zo specifiek bezig. Onbewust zal ik dat misschien wel doen – er zal wel een soort proces in zitten – maar niet bewust. Ik doe het gewoon.

 

De manier waarop Debby’s haren bewegen in de wind deed mij denken aan de manier waarop de bomen in je eerdere kortfilm Atlas bewegen.

Dat is waar! In Atlas heb ik bomen geanimeerd en ik vond dat enorm hypnotiserend en rustgevend. Als ik buiten ga wandelen en het waait, vind ik het ontzettend plezant om te kijken naar hoe de bladeren bewegen. Dat heeft een ritme. En dat wou ik inderdaad ook in het haar. Dat beweegt op dezelfde manier, in een mooie conversatie met de wind.

 

Deze interviewreeks kwam tot stand als samenwerking tussen het nieuwe filmtijdschrift Fantômas & project-platform Cosmos-Kosmos.be.

Op donderdag 5 augustus kan je Liesbets kortfilm zien op de eerst editie van Court & Kort.
Alle info & tickets vind je hier.

 

Auteur : Katrijn Bekers

Met de steun van Playright+